‘De stad van de toekomst is groen en ruim. Zelfrijdende deelauto’s parkeren zichzelf na gebruik in ondergrondse garages.’ Mansi Jasuja is voorzitter van het IHS Alumni International Network, een netwerk van oud-studenten van het gerenommeerde Erasmus Institute of Housing and Urban Development Studies. De oud-studenten werken wereldwijd aan de inrichting van grote steden. ‘Leefbaarheid gaat het winnen van economische belangen.’ Een inspirerend interview.
STAD-VAN-DE-TOEKOMST-Interview-Mansi-Jasuja
‘In 2050 woont meer dan zeventig procent van de wereldbevolking in steden. Dat is de verwachting,’ zegt Jasuja. ‘Vreemd is dat niet. In steden is er meer werk dan op het platteland. Er zijn meer opleidingen. Er zijn meer bedrijven. Al die mensen ontmoeten elkaar in restaurants, winkels, bussen, parken, uitgaansgelegenheden. Er liggen veel voorzieningen dicht bij elkaar. In de steden gaan alle ontwikkelingen daardoor sneller dan op het platteland. Steden zijn goed voor vernieuwing en emancipatie. Toch is er iets geks aan de hand.’
‘Een stad is méér dan gebouwen en wegen.’
‘Als je mensen laat fantaseren over een huis in een ideale omgeving, dromen veel mensen van een villa in de buurt van uitgestrekte witte stranden, een helderblauwe zee en wiegende palmbomen. Natuur, ruimte, een horizon, voor veel mensen zijn dit belangrijke ingrediënten van een ideale woonomgeving. Al vragen de meeste mensen daarbij wel om een levendig, authentiek stadje om de hoek. We zijn sociale dieren. Gezelligheid en culturele verbinding zijn óók belangrijk. Gek genoeg zien we van dit ideaalbeeld niet veel terug in onze huidige steden. Dat heeft een reden.’
‘Onze steden zijn al lang geen eigendom meer van de bewoners. Projectontwikkelaars maken de dienst uit. Bedrijven en politici hebben ons ervan overtuigd dat economische vooruitgang voorop moet staan. Een gemeente die grond voor veel geld kan verhuren aan multinationals, bouwt midden liever kantoorflats dan huizen, parken en sportvelden. Die gedachte begint te wankelen. Voor mensen met een gemiddelde baan – onderwijzers, verplegend personeel – is het wonen in een stad onbetaalbaar geworden. Zij trekken weg en dat levert grote problemen op. Bovendien vragen de wereldwijde klimaatproblemen steeds dringender om een duurzame economie.’
‘Wat is een stad? Een stad is méér dan gebouwen en wegen. Een stad wordt gemaakt door de mensen die er wonen, werken, leren, vrienden maken, verliefd worden. Die mensen brengen een historie mee. Ze hebben een familie. Ze hebben interesses: sport, kunst, muziek, eetgewoonten, spiritualiteit. Ze zoeken rust in parken en tuinen. Ze vinden elkaar op terrasjes. Ze koelen af in vijvers, grachten en fonteinen. En al die mensen trekken dieren aan, steden hebben een grote biodiversiteit. Al die gebouwen, natuur, mensen, activiteiten en relaties bij elkaar definiëren een stad. Een goede stadsplanner houdt met al deze dingen rekening.’
‘Natuur helpt mensen om in balans te blijven.’
‘Natuur is een belangrijk onderdeel van een stad. Bomen, struiken en bloemen helpen mensen om te ontspannen en emotioneel in balans te blijven. In groene wijken voelen mensen een sterkere verbondenheid met hun omgeving dan in wijken zonder groen. En wie zich hecht aan een omgeving, zorgt daar ook beter voor. Onderzoek heeft aangetoond aan dat meer groen leidt tot minder criminaliteit en dus tot veiligere steden. Bovendien zorgt begroeiing voor een beter klimaat in de stad. Steden met veel groen warmen in de zomer minder snel op, in de winter houdt de begroeiing warmte vast. Parken, tuinen, grachten en vijvers zijn bovendien goede buffers voor overtollig regenwater. De raingardens in Philadelphia zijn hier een prachtig voorbeeld van.’
‘Onterecht krijgt het organiseren van het sociale leven in een stad vaak minder aandacht dan de gebouwen en de infrastructuur. Ik kom uit India en daar hebben we deze wijsheid: It takes a village to grow a child. Om een kind op te laten groeien, heb je een heel dorp nodig. Die wijsheid onderstreept het belang van vrienden, familie, collega’s en buren. Mensen die ondersteund worden door een oprecht sociaal netwerk, voelen zich veiliger en gelukkiger, en zullen solidair zijn als anderen hun hulp nodig hebben.’
‘Het wij-gevoel is voor een stad heel belangrijk.’
‘Dat ‘wij-gevoel’ is voor het functioneren van een stad héél belangrijk. Meningsverschillen zijn eigen aan mensen en dieren. We verschillen in karakter, leeftijd, geslacht, achtergrond, dus hebben we andere dingen nodig om gelukkig te zijn. Conflicten ontstaan als mensen zich niet meer gehoord voelen, als ze het gevoel hebben dat hun wensen er niet mogen zijn. Stadsplanners en bewoners moeten gevoelig zijn voor al die verschillende wensen.’
‘De afgelopen jaren hebben projectontwikkelaars en politici de steden van de bewoners overgenomen. Het gevolg: mensen verwachten dat diezelfde managers ook hun wensen inwilligen. Dat lukt natuurlijk niet en dus ontstaat er frustratie en protest. Er is maar één oplossing: de steden weer eigendom maken van de inwoners. Zij moeten met elkaar in gesprek én de ruimte krijgen om hun verschillen te overbruggen in de vormgeving van de wijken. Conflict is a given, dialogue is the way to solve. Ofwel: Conflicten zijn een gegeven, en we moeten met elkaar in gesprek om tot oplossingen te komen. Maar hoe doe je dat?’
‘De eerste voorwaarde voor leefbaarheid is ruimte.’
‘De eerste voorwaarde voor een leefbare stad is: ruimte. Bewoners moeten elkaar tegenkomen op de plekken waar ze wonen en werken. Speeltuinen, sportvelden, gemeenschappelijke tuinen en groenstroken waar zijn plekken waar mensen ontspannen en ongedwongen met elkaar in gesprek raken. Het zijn ook plekken waar verschillen er kúnnen zijn, zonder dat die verschillen mensen bedreigen in hun behoeften. Maar waar halen we die ruimte vandaan?’
‘Het klinkt tegenstrijdig, maar het is juist onze technologische vooruitgang die de terugkeer naar meer groen in de stad mogelijk maakt. Zelfrijdende deelauto’s hebben de toekomst. Ze zijn per app oproepbaar en brengen je van het ene vervoersknooppunt naar het andere. Daar kun je verder met snel openbaar vervoer en elektrische steps. Staat een auto een tijdje stil, dan parkeert hij zichzelf onder de grond. Geparkeerde auto’s verdwijnen uit het straatbeeld. Dat levert heel veel ruimte op.’
‘Die deeleconomie zien we nu al overal ontstaan. Greenwheels biedt deelauto’s aan. Via couchsurfing.com wisselen mensen gratis slaapplaatsen uit. Via AirB&B verhuren mensen hun huis als ze op vakantie zijn. Via de app Nibblr nodigen mensen elkaar uit om samen te eten. Zulke apps brengen mensen bij elkaar én passen bij de nieuwe, duurzame economische modellen als de circulaire economie (een economie zonder afval, alle grondstoffen worden benut, eindproducten worden gerecycled) en de donut-economie (een minimale basis voor iedereen, een maximum aan besteding die rekening houdt met belastbaarheid van onze planeet).’
‘Die informatietechnologie biedt nog veel meer. Datingapps als Tinder maken het makkelijk om andere mensen te vinden en in een stad is het niet moeilijk om ergens veilig af te spreken. Facebook en WhatsApp hebben een stem gegeven aan mensen die tot voor kort nauwelijks gehoord werden in het maatschappelijke debat: kinderen, laag opgeleiden, ouderen, zieken. Stadsplanners kunnen met deze ontwikkelingen hun voordeel doen.’
‘Wereldwijd zien we dat mensen technologie gebruiken om meer grip te krijgen op hun leefomgeving en hun sociale leven. Die invloed zijn ze kwijtgeraakt in de economie waarin mensen door managers en besturen niet meer gezien werden als sociale wezens, maar als klanten, data, kostenposten en verdienmodellen.’
‘Stadsplanners en bestuurders moeten de nieuwe economische modellen en de roep om duurzaamheid omarmen. Ze stellen grenzen aan de invloed van ondernemers die vooral uit zijn op winst. Ze zien erop toe dat nieuwe technologie op een veilige manier gebruikt kan worden. Ze maken steden betaalbaar voor iedereen. En ze zetten bewoners weer in hun kracht. Zo maak je steden flexibel en sociaal stabiel tijdens maatschappelijke en ecologische veranderingen.’
‘Stadplanners moeten de roep om duurzaamheid omarmen.’
‘Ik ben optimistisch over de toekomst,’ besluit Jasuja. ‘Ik zie wat onze oud-studenten doen. Hun stadsontwerpen zijn groen, sociaal en duurzaam. Nieuwe technologieën worden ingezet om ruimte te creëren voor beplanting, om gebouwen, grondstoffen en vervoersmiddelen zo efficiënt mogelijk te gebruiken en om bewoners bij elkaar te brengen. Die bewoners hebben in de nieuwe plannen zeggenschap over de inrichting van ‘hun stad’. Ze hebben ruimte om in een groene omgeving tot rust te komen en elkaar ongedwongen te ontmoeten. In de steden van de toekomst kan elke bewoner het beste uit zichzelf halen. In zo’n stad wil ik heel graag wonen.’
Mansi Jasuja is voorzitter van het IHS Alumni International Network, een wereldwijd netwerk van oud-studenten van het Institute of Housing and Urban Development Studies. Dit instituut, onderdeel van de Erasmus Universiteit in Rotterdam, bestaat zestig jaar en is internationaal bekend om de aanwezige kennis en expertise op het gebied van stedelijke ontwikkeling. De oud-studenten werken nationaal en internationaal op sleutelposities in private en publieke organisaties. Mansi Jasuja onderhoudt en verstevigt het netwerk door de uitwisseling van nieuwe kennis op het gebied van stedelijke ontwikkeling te faciliteren. Tijdens internationale congressen en andere activiteiten draagt het Alumni Netwerk bij aan de ontwikkeling van nieuwe visies op de inrichting en leefbaarheid van het groeiende aantal grote steden.
Tekst: Mark Boode
Foto bovenaan: City of Arts and Sciences, Valencia, bron: O Palsson, flickr.com